Malnutritie bij Parkinson patiënten

Risico op malnutritie bij de ziekte van Parkinson 

Dirk Lemaître-voedingsdeskundige

Een specifiek dieet bij de ziekte van Parkinson (ZvP) bestaat niet. Een gevarieerde, evenwichtige, individueel aangepaste voeding is de stelregel. Door de aard van de aandoening (ZvP) kunnen er zich een aantal secundaire problemen voordoen, die mogelijk tot malnutritie leiden.

 
Malnutritie

Malnutritie komt voor wanneer het voedingspatroon verstoord is door bijvoorbeeld systematisch te veel (overvoeding) of te weinig voedsel/voedingsstoffen (ondervoeding) in te nemen, of door zich eenzijdig te voeden. Ten onrechte wordt de term ‘ondervoeding’ vaak als synoniem voor ‘malnutritie’ gebruikt. Iemand die onder- of overvoed is, lijdt aan malnutritie; iemand die zwaarlijvig is kan ondervoed zijn. 

 

Malnutritie is een langzaam binnensluipende aandoening. Vaak worden de signalen door de arts, verzorgend personeel of de mantelzorg niet tijdig onderkend, waardoor de levenskwaliteit van de patiënt stelselmatig achteruitgaat. Uiteindelijk manifesteert malnutritie zich, gekenmerkt door een aantal signalen zoals: vaker ziek zijn, abnormale vermoeidheid, meer infecties, vertraagde wondheling, minder goede werking van medicijnen, abnormaal gewichtsverlies, ongewone spierafbraak, depressie, verminderd concentratievermogen, duizeligheid, verhoogd valrisico, … Tijdig ingrijpen en de voeding aanpassen is een absolute noodzaak.

 

Secundaire factoren

Een aantal specifieke symptomen, kenmerkend voor de ZvP, kunnen malnutritie in de hand werken, zoals kauw- en slikproblemen (dysfagie), geur- en smaakproblemen (dysomie, dysgeusie), tremor, spijsverteringsproblemen, interactie tussen medicatie en voeding. 

 

Bij dysfagie zijn de normale slikfazen (mond-, keel-, slokdarmfase) verstoord. Door een neurologisch probleem (eigen aan de ZvP) kan de slikreflex verstoord worden, bijvoorbeeld bij het slikken sluit het strottenklepje de luchtpijp niet geheel af. Daardoor komt voedsel (vast of vloeibaar) in de luchtpijp terecht en ‘men verslikt zich’. Dit is niet alleen bijzonder pijnlijk maar kan ook aanleiding geven tot infectie van de luchtwegen of tot verstikking. Wanneer de consistentie van de voeding niet aangepast wordt aan de behoefte van patiënt zal hij/zij misschien bepaalde voedingsmiddelen systematisch mijden en zich zo eenzijdig voeding met malnutritie voor gevolg. Het kan dus aangewezen zijn om de consistentie van vast voedsel aan te passen (verkleinen, snijden, malen, mixen, …) of vloeibare voeding in te dikken om het slikken te vergemakkelijken.

 

Bij dysomie of dysgeusie is de geur- en smaakgewaarwording van het voedsel (tijdelijk) verstoord. De afwijking kan verschillende vormen aannemen: de geur/smaakgewaarwording is verzwakt of juist versterkt, is geheel of gedeeltelijk afwezig, is vervormd: men ruikt/proeft geuren/smaken anders dan normaal. Ook hier kan dit aanleiding geven tot het mijden, weren van bepaalde voedingsmiddelen met malnutritie voor gevolg. Een individuele aanpassing is hier gewenst: een smaakbooster kan wonderen doen bij verminderde smaakgewaarwording maar bijzonder onaangenaam zijn bij versterkte smaakgewaarwording.

 

Bij ernstige tremor, waardoor eten/drinken met normaal eetgerei moeilijk tot onmogelijk is, kan een aangepaste voeding, aangepast eet/drinkgerei of persoonlijke begeleiding soelaas bieden. Het ontwikkelen of gebruik van ‘tremor-food’ (aangepaste fingerfood), kan hierbij een hulp zijn. Parkis Kookatelier zal hier in de nabije toekomst bijzondere aandacht aan besteden.

 

Als gevolg van de ZvP kunnen zich specifieke spijsverteringsproblemen voordoen, zoals overmatige speekselproductie, vertraagde maaglediging en/of darmwerking, constipatie, …   Voldoende vezelinname kan een oplossing zijn voor het probleem van de constipatie maar oplosbare zijn niet bevorderlijk voor de snelheid van de maaglediging en darmwerking. De keuze van de soort vezels (oplosbaar of niet-oplosbaar) die ingenomen worden is derhalve van groot belang. Ook hier is geïndividualiseerd professioneel advies aangewezen, het weren of beperken van vezelrijke voeding, doorgaans rijk aan vitaminen en mineralen, kan leiden tot malnutritie.

 

De interactie tussen medicatie en voeding, in het bijzonder bij de ZvP, is de wisselwerking tussen eiwitten in de voeding en levodopa een aandachtspunt. Wanneer eiwitrijke voedingsmiddelen samen met levodopa worden ingenomen gaan de aminozuren aanwezig in de eiwitten en in de levodopa in onderlinge competitie. Dit kan voor gevolg hebben dat het dopamine vertraagd of slechts gedeeltelijk in de hersenen terecht komt. Eiwitrijke voeding systematisch beperken is zeker niet aangewezen (malnutritie), wat wel kan, is dat de inname van beide producten (voeding en medicatie) in de tijd wordt gescheiden.

 

Een multidisciplinaire (arts, verpleegkundige, logopedist, diëtist) aanpak van de voeding bij de ZvP is een absolute noodzaak om de levenskwaliteit van de parkinsonpatiënt gaaf te houden of te verbeteren.